Het Rotterdamse Polderplein. Het decor in de jeugd van Soufiane Touzani. Een jongen met een bal. Altijd die bal. Zijn kameraad, zijn vriend. Soufiane is straatvoetballer, ondernemer, rapper, presentator, televisiemaker en vlogger. ‘En ik wil zo graag dat alle kinderen in Nederland en ver daarbuiten, ook de kans krijgen zo’n passie te ontdekken. Daarom werk ik samen met het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Om samen de wereld een stukje beter te maken.’
Soufiane Touzani was al jong gegrepen door sport, en dan met name voetbal. ‘Ik was altijd buiten aan het spelen, aan het oefenen, partijtje spelen. Mijn ambitie was profvoetballer worden tot een ernstige vergroeiing aan mijn wervelkolom een einde maakte aan die droom. Toch bleef het plezier om iets met een bal te doen. Hooghouden, trucjes leren… Uren keek ik naar filmpjes van anderen en probeerde dat dan na te doen. En beter te worden. Zo ontstond mijn eerste filmpje. Een vriend maakte opnames en die gingen direct viral. Inmiddels heb ik meer dan een miljoen abonnees op YouTube. Zo kan het dus gaan! Van een balletje hooghouden op het pleintje tot een reportage in de achtertuin van Cristiano Ronaldo.’
‘Eigenlijk ben al dertig jaar bezig met mijn passie; de bal. Van jochie van zes tot nu toe met alle activiteiten voor het voetbalkanaal Touzani TV en natuurlijke FC Straat. Dit is de grootste voetbalclub van Nederland met 30.000 leden. Het is een online voetbalclub, met lokaal allerlei activiteiten, uitdagingen, wedstrijden en ontmoetingen. Ook is er online van alles te leren en te zien; onder andere trainingsvideo´s en tips en tricks om beter te worden. En het is echt een club! Een community. Een voetbalplatform waarbij deelnemende kinderen onderdeel zijn van een groter geheel. Ze horen ergens bij. Ons doel is deze doelgroep te verbinden. Voor mij is het voetbal altijd een plek geweest van vreugde. Van vrienden zien, van creativiteit, van vrijheid. Ik heb er leren winnen en leren verliezen. Ik heb dingen leren accepteren en doorzetten als het even wat minder ging. Doelen stellen, beter worden en discipline aanleren. Dat zijn allemaal belangrijke levenslessen. Dat zijn ervaringen waar je op allerlei momenten wat aan kan hebben. Je bent buiten, je beweegt. Je hoeft je nooit alleen te voelen want er is een bal, en een ander kind dat ook wil spelen.’
Soufiane benadrukt dat sport heel veel meer bij te dragen heeft dan alleen het sportieve. Juist ook de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen is erbij gebaat. ‘Als een kind zijn of haar passie vindt; dat is prachtig! En dat kan natuurlijk ook bij allerlei culturele activiteiten gebeuren. Dat er een liefde ontstaat; dat een kind zich kan uiten en ontspannen. En vooral dat er plezier is, lol in de bezigheid. En geld zou geen belemmering mogen zijn om deze passie te ervaren. Daarom zou sport voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur maakt dat mogelijk. En daarom werken we samen aan hetzelfde doel; iedereen kan meedoen.’
‘Het mooie aan FC Straat is dat de wereld de begrenzing is. Omdat je je online met elkaar verbindt is er van alles mogelijk. Het houdt niet per se op bij Nederland. We zijn erop gericht om kinderen van watchtime naar playtime te krijgen. Wij willen met het platform, dat natuurlijk ook online bekeken wordt en dus ook watchtime is, juist inspireren, motiveren en de kinderen bewegen om naar buiten te gaan. Om te gaan spelen. We zijn nu twee jaar bezig en er is al zoveel gebeurd! Maar is er nog veel te winnen. Gedragsverandering heeft altijd een lange adem nodig. We moeten geduld hebben. Maar onze ambitie is om alle kinderen die liefde en passie hebben voor voetbal aan te sluiten bij FC Straat. Eerst in Nederland, en wie weet… De straat is tenslotte van iedereen! Het zijn lokale activiteiten maar onderdeel van een groter nationaal en zelfs internationaal platform.’
‘Tijd is het meest kostbare bezit van mensen. We zitten de helft van ons leven online. Dat doet iets met mensen. Als wij online kinderen kunnen activeren tot bewegen offline, heeft dat positieve impact op de mensheid. Daar geloof ik in. We hebben natuurlijk veel concurrentie. We strijden om de tijd die online wordt doorgebracht. Grote techbedrijven, gamedesigners, doen er alles aan om die aandacht naar zich toe te trekken. Wij moeten dus echt iets heel stoers en tofs aanbieden. Iets bijzonders daar tegenover stellen. En daar zijn we steeds mee bezig. Dat is best een verantwoordelijkheid.’
‘Johan Cruijff zei het al: Ik trainde vier keer in de week twee uur bij Ajax, maar elke dag vier uur op het pleintje. En zo is het voor veel voetballers. Het straatvoetbal was vaak de basis van de liefde. Het is natuurlijk makkelijk; de veldjes liggen er al, de Cruijff Courts en sportplekken van de Krajicek Foundation. Wat heb je verder nodig? Een bal en liefhebbers… Er zijn ook veel enthousiaste mensen betrokken; buurtcoaches, sportcoaches. We moeten het samen doen, alleen kan je niks, ook al zo´n mooie uitspraak van Cruijff. Maar hij had wel gelijk. We zijn samen verantwoordelijk. Zo blazen we samen ziel in de samenleving.’
Meer over FC Straat en het Jeugdfonds
Arie Boomsma is televisiepresentator, sportschoolhouder en vader van drie kinderen. Sport en beweging zijn belangrijk voor kinderen en jongeren, vindt hij. Juist voor kinderen die het thuis moeilijk hebben. ‘Tijdens het sporten bestaat het verdriet even niet, de zorgen en angsten beheersen heel even niet je leven.’
“Sport, of eigenlijk gewoon beweging, is een anker in mijn dag,” zegt Arie. “Het zorgt voor een ritme in mijn agenda. Het levert me de energie op om mijn kinderen bij te houden, alles uit het leven te halen. Ik blijf er optimistischer door, meer veerkrachtig en fysiek en mentaal sterk. Maar misschien nog wel het belangrijkst; ik geniet er enorm van. Dat was als kind al zo. Ik heb drie broers en een zusje dat er wat later achteraankwam. We waren thuis altijd aan het klimmen, klauteren, stoeien, rennen en springen. Mijn ouders hadden het niet breed. Op de basisschool moesten we kiezen tussen sport of muziek. Ik koos voetbal. In de brugklas ging ik basketballen. Die sport is nog altijd favoriet, al beoefen ik hem al heel lang niet meer zelf.”
Arie kreeg thuis alle kansen, maar moest er wel wat voor doen. “Mijn ouders steunden mij in mijn keuzes. Maar ik moest er zelf wat van maken. Toen ik op m’n zestiende naar highschool in Amerika wilde, moest ik dat zelf zien te betalen. Ik maakte na school de kantine, de bibliotheek en de wc’s schoon om voor dat jaar te betalen. Later kreeg ik een beurs om op college te gaan studeren en basketballen.”
Sport is essentieel in zijn leven, wat levert het hem, behalve de fysieke voordelen, op? “We leven in de shuffle tijd, schakelen voortdurend tussen van alles,” zegt Arie. “Sport is misschien wel de enige plek in onze samenleving waar je nog leert hoe je moet doorzetten, doelen moet stellen en daar hard voor moet ploeteren, soms door tegenslag en teleurstelling heen. Daarnaast is een goede gezondheid je schild tegen virussen, zoals covid. En sport is een internationale taal waarmee je contact kunt maken met anderen, ongeacht achtergrond, leeftijd, uiterlijk of gender.”
Voor kinderen die het thuis moeilijk hebben, kan sport en beweging verlichting brengen”, vindt Arie. “Sport is een heerlijke uitlaatklep. Even stoom afblazen. Tijdens het sporten bestaat het verdriet even niet, de zorgen en angsten beheersen heel even niet je leven. Daarnaast maakt beweging stofjes aan in je lichaam die je helpen positiever te zijn, helpen om te gaan met situaties die niet zo leuk zijn. Het houdt je mentaal en fysiek sterk, en brengt je vaak in contact met leeftijdgenoten.”
Arie heeft twee sportscholen, kunnen sportscholen en cultuuraanbieders iets kunnen doen om de drempel voor gezinnen met weinig geld te verlagen? “Julie doen fantastisch werk, het is ontzettend fijn dat het fonds bestaat. Maar inderdaad, aanbieders kunnen zelf ook van alles doen om sport en cultuur (nog) toegankelijker te maken. Wij doen dat bij mijn bedrijf Vondelgym bijvoorbeeld door kinderen met een stadspas kosteloos mee te laten draaien met het boksen, crossfitten en bootcampen. En we organiseren zo nu en dan evenementen waarbij jongeren welkom zijn om verschillende sporten uit te komen proberen. Samenwerking met scholen kan ook goed werken voor verenigingen, clubs en organisaties. En vergeet de socials niet. Maak zichtbaar wat je doet, laat zien hoeveel plezier je kunt beleven aan sport en spel!”
Steven Pont is ontwikkelingspsycholoog, publicist en auteur van ‘Mensenkinderen’ waarin hij de verschillende ontwikkelingsfases van kinderen levendig beschrijft zodat ouders het gedrag van hun kind beter begrijpen. Steven is ook een hartstochtelijk pleitbezorger van cultuur. Maar wat is cultuur eigenlijk en waarom is het belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen?
“Cultuur is alles wat ons mens maakt,” antwoordt Steven. “Je zou kunnen zeggen dat cultuur alle karaktereigenschappen van de samenleving bevat. En de samenleving is de plek waar kinderen groot worden. Voor de stabiele ontwikkeling van kinderen zijn drie dingen belangrijk: het gevoel dat je een eigen persoon bent, dat je verbonden bent met anderen en het gevoel dat je iets kunt. Als je dan kijkt naar voetbal, muziek, tennis, dansen, beeldende kunst, judo, theater – daarin kun je je uiten, je eigenheid ontwikkelen maar het verbind je ook met anderen en met het grotere geheel: de samenleving.”
Er zijn biologische basisbehoeften zoals een dak boven je hoofd, voedsel en warmte, maar er zijn ook psychologische basisbehoeften. Steven: “Kunnen bewegen is een basisbehoefte. Maar sport gaat niet alleen over bewegen en een gezonde levensstijl. Dans, muziek en beeldende kunst gaan niet alleen over een leuke vrijetijdsbesteding. Dat is maar de helft. Het gaat uiteindelijk om die drie dingen die ik al noemde: autonomie, verbondenheid en competentie. Anders kun je net zo goed een rondje in het park rennen of in je eentje een instructiefilmpje blokfluit op YouTube kijken. Juist dat je het met anderen doet en dat een kind zelf kan kiezen en zich ontwikkelen in die keuze, is heel belangrijk.”
Een kind leeft in drie milieus: gezin, school en de omgeving die hij of zij zelf kiest zoals het zangkoor of de voetbalclub. Gezin en school zijn verplichte milieus. Maar dat derde is in feite het eerste vrijwillige milieu dat een kind kiest. Dáár ontwikkelen kinderen hun eigenheid, ontdekken ze wat belangrijk is en maken ze hun eigen keuzes. En dat moeten we kinderen gunnen.”
De tweedeling in de samenleving lijkt groter te worden.
Vanuit zijn eigen praktijk als therapeut kent Steven Pont het effect van armoede op kinderen. “Die tweedeling in de samenleving is er en lijkt groter te worden. Er zijn gezinnen waar ouders de portemonnee kunnen trekken voor bijles. Of om hun kind kennis te laten maken met muziekles, voetbal of tennis waarna het zelf kan kiezen. Dat zijn beschermende factoren voor een kind. Er zijn risicofactoren voor alle kinderen, uit wat voor gezin ze ook komen. Maar als er te weinig beschermende factoren zijn, loopt het kind meer risico. Bijvoorbeeld dat het kind zich als volwassene minder goed kan ontwikkelen omdat het zich niet heeft kunnen uiten en dat derde milieu nooit heeft kunnen kiezen.
Kinderen die iets doen aan sport en cultuur kunnen zich uiten, voelen zich verbonden maar worden ook steeds beter in wat ze doen. Daardoor worden ze sterker en krijgen ze meer zelfvertrouwen. En is de kans ook groter dat ze als volwassene beter meedoen in de samenleving.”
Roy van Schie is jongerenwerker bij het Welzijnskwartier in Katwijk. Roy is ook Cruyff Foundation Coach en betrokken bij het project Cultuur@CruyffCourts in Katwijk. ‘Ik wil jongeren het gevoel geven dat ze ertoe doen’.
Roy is al ruim 10 jaar jongerenwerker. Wat motiveert hem? “Ik heb toen ik jong was, zelf ook kansen gekregen via jongerenwerk. Ik zag wat er op straat speelde, ben een beetje door schade en schande wijs geworden. Via het jongerenwerk maakte ik kennis met DJ’en. Dat heeft mijn leven veranderd en me gemotiveerd om me nu in te zetten voor andere jongeren. Weet je, 80% van de jongeren komt wel op z’n pootjes terecht. Ik wil samen met mijn collega’s die andere 20% ook aan boord te houden.”
Roy werkt in wijken in Katwijk die meer aandacht nodig hebben. “Juist daar is ons werk het meest nodig,” vindt Roy. “Ik merk dat er vaak gekeken wordt naar wat jongeren niet kunnen, ik kijk liever samen naar wat iemand wel kan. Ik probeer iedere jongere waar ik mee werk het gevoel te geven dat hij of zijn ertoe doet. Via ons DJ project leren ze niet alleen dat het tof is om te draaien maar leren ze ook in het middelpunt van de belangstelling te staan, te presenteren en om te gaan met afspraken en druk. Ze leren dat ze zélf verantwoordelijkheid moeten nemen. Als je op je handen blijft zitten, gebeurt er niets.”
Wat heeft Roy in die 12 jaar dat hij jongerenwerker is, zien veranderen. “Daar hoef ik niet lang over na te denken,” zegt Roy. “De smartphone heeft het leven van jongeren enorm veranderd. Aan de ene kant is het een verrijking waar we niet meer zonder kunnen. Wat ik ook zie is dat veel jongeren online het ogenschijnlijk goed hebben. Ze hebben veel contacten en volgers. Maar als je dan doorvraagt, blijkt dat sommigen in het echte leven bijvoorbeeld eenzaam zijn en dat het ook steeds ingewikkelder wordt om offline vriendschappen op te bouwen. Dat vind ik zorgelijk. Daarom zijn het soort projecten als mijn DJ project en Cultuur@CruyffCourts zo waardevol. Jongeren ontmoeten elkaar daar live. Een andere zorg is de verslavingsproblematiek. Er zijn heel veel middelen vrij gemakkelijk beschikbaar. Jongeren die hun leven onvoldoende inhoud kunnen geven, zijn gemakkelijke slachtoffers. ”
Wat vindt Roy van Cultuur@CruyffCourts? “Mooi. Fantastisch dat jullie dat doen! Het is een goede aanvulling op het programma van het Welzijnskwartier. Ik hoop natuurlijk dat kinderen en jongeren vervolgens doorgaan naar reguliere lessen en wij contact met hen blijven houden.”
De lockdown tijdens de coronacrisis maakte contact met de jongeren lastiger. Als we elkaar spreken dreigt de tweede lockdown. Hoe gaat Roy daarmee om? “Het is lastig,” zegt Roy. “Je komt elkaar minder vaak live tegen. Wij hebben daarom ons activiteitenaanbod in het begin van de coronacrisis zoveel mogelijk gedigitaliseerd en via sociale media live open Q&A gesprekken georganiseerd om zo in contact te blijven en te houden met jongeren. Daarnaast hebben we gelukkig ook veel jongeren nog fysiek en individueel kunnen zien en spreken. Contact houden is het allerbelangrijkste.”
Budgetcoach Mariska Eshuis is in 2019 voor zichzelf begonnen nadat ze jarenlang op de afdeling huurincasso van een woningcorporatie werkte. Ze vond dat het anders moest. “Iedereen kan in een situatie belanden waardoor er even geen overzicht meer is of hulp bij schulden hard nodig is.”
In 2019 gooide Mariska het roer om en werd zelfstandig budgetcoach nadat ze jarenlang werkte op de afdeling huurincasso van een woningcorporatie. “Juist omdat ik zelf uit een gezin kom waar bijna ieder dubbeltje moest worden omgedraaid, weet ik wat voor leed er schuilgaat achter de voordeur in armere wijken. Het gaat nooit alleen om geldproblemen. Er spelen altijd andere dingen mee. Ik wil me inzetten voor mensen die grip op hun financiële situatie kwijt zijn. En daarbij gaat het echt niet alleen om mensen aan de onderkant van de samenleving. In tegendeel. Juist ‘Jan Modaal’ die geen recht heeft op allerlei voorzieningen, houdt uiteindelijk minder over dan een gezin met een minimum inkomen dat wel een beroep kan doen op allerlei regelingen.”
Bij de woningcorporatie waar Mariska werkte, zag ze dat mensen die hun huur niet konden betalen, diep in de problemen kwamen. “Dagvaardingen en ontruimingen vond ik heel erg, maar soms had ik geen keus,” zegt Mariska. “Ik vond dat het anders moest. Ik legde veel huisbezoeken af en probeerde er alles aan te doen om huurders met een huurschuld te helpen door rekening te houden met hun financiële situatie. Ik zocht altijd naar een balans tussen het incasseren van de huur en het besef dat een dak boven je hoofd één van de belangrijkste zaken in het leven is. Ik ging niet alleen op huisbezoek om een regeling te treffen maar vooral om het verhaal te horen. Het incasseren veranderde voor mij langzamerhand in een maatschappelijke, hulpverlenende functie.”
Mariska is vertrouwd met geldzorgen. Ook zij groeide op in een gezin waar niet veel geld was. “Altijd wachten tot de kinderbijslag binnenkwam. In de rij voor de Vlaggetjesweek bij C&A. De goedkoopste boodschappen in huis halen. Geen vakantie. Op een gegeven moment gingen mijn ouders scheiden en werd het geldgebrek nóg voelbaarder. Gelukkig kon mijn vader goed met geld omgaan. Hij heeft me dat geleerd en me ook gestimuleerd te gaan studeren, als eerste van de familie. Ik ben naar de HEAO gegaan omdat ik economie interessant vond en ik blij werd van alles rondom cijfertjes, getallen en rekenen. Achteraf gezien was ik toen al bezig met mijn passie rondom budgetteren.”
Als intermediair maakt Mariska het mogelijk dat kinderen lid kunnen worden van een sportclub of zich creatief kunnen uitleven. “Ik wilde als kind graag op turnen, mijn moeder vond dat te gevaarlijk. Achteraf denk ik: er was gewoon geen geld voor. Mijn dochter zit nu op turnen. Als ik zie wat dat met haar doet, hoe blij ze ervan wordt. Dat raakt mij. Ik wil dat alle kinderen die kans krijgen. Daarom ben ik ook intermediair voor het jeugdfonds. Ik kan gezinnen er echt mee helpen. Maar niet altijd.
Het frustreert me dat de gemeente een inkomenstoets hanteert voor ouders die een beroep op het jeugdfonds doen. Daardoor worden veel gezinnen, die het hard nodig hebben, niet geholpen. Die inkomenstoets moet echt van tafel. Ik vind dat je moet kijken naar wat er uiteindelijk maandelijks onderaan de streep overblijft. Zeker nu. Veel gezinnen zijn getroffen door de coronacrisis. ZZP’ers hebben minder opdrachten. Allemaal mensen die werken maar buiten hun schuld in de problemen komen.”
Kunnen mensen die geldzorgen hebben zich een budgetcoach veroorloven? Zeker! “Er is meestal wel een mouw aan te passen en je wordt creatief,” zegt Mariska. “Veel mensen betalen zelf hun traject in de vorm van een maandbedrag welke in een budgetplan wordt opgenomen. Maar we praten ook met de werkgever als de cliënt hiervoor openstaat. Vaak weet die wel dat er problemen zijn en wil voorkomen dat er verzuim gaat ontstaan. En als iemand al in verzuim is en ziek thuis zit, kan er een advies vanuit de arbodienst of bedrijfsarts komen.
Mensen met een uitkering kunnen vaak geen begeleiding betalen. Mensen worden nu naar budgetbeheer van de gemeente verwezen, iets wat ze vaak niet willen. Zij willen zelf regie houden en zelf de financiële problemen oplossen. Geef mensen dan vanuit die eigen kracht ook de keuzevrijheid om individuele begeleiding te mogen aanvragen voor budgetcoaching. Dat is nu helaas nog niet mogelijk, maar ook daar ben ik hard mee bezig.”
Amma Asante deed in 2015 voor ons fonds onderzoek naar kunst-, cultuur- en sportdeelname bij kinderen in armoede: ‘Mind the Gap’. Asante’s werkzame leven staat in het teken van je inzetten voor een betere samenleving en gelijke kansen. Zo werkte zij onder meer in de jeugdhulpverlening, asielopvang en publieke gezondheid en was als gemeenteraadslid en lid van de Tweede Kamer actief voor de PvdA. Momenteel is ze voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad. Mind the Gap is vijf jaar geleden. Hoe staan we er nu voor als het gaat om kansen voor kinderen?
Betrokkenheid en drive zijn het kompas waar Amma Asante op vaart. Waar komt die betrokkenheid vandaan? “Mijn eigen kindertijd heeft er vast mee te maken,” zegt Amma. “Ook ik kom uit een gezin waar niet veel geld was. Overigens heb ik daar niet veel van gemerkt. Maar misschien dat daar het zaadje geplant is. Je afkomst mag niet je toekomst bepalen en dat zie je steeds vaker gebeuren. Armoede is steeds vaker een generationeel probleem. Het wordt van ouder op kind doorgegeven. Als je in de materie duikt kan je niet anders dan je boos maken en je verbazen.”
Armoede is een structureel, maatschappelijk probleem, constateert Amma. Maar veel mensen hebben geen idee. “Dat stoort me. Dat zoveel mensen niet weten dat er een grote groep mensen is die niet kan deelnemen aan het maatschappelijk leven. Daardoor ontstaan achterstanden in gezinnen. Het probleem oplossen betekent dat er eerst maatschappelijk bewustzijn moet zijn. Mensen moeten zich opwinden, van de politiek eisen dat dit opgelost wordt. In Nederland kom je niet om van de honger, er zijn goede voorzieningen. Maar als je verder kijkt, bijvoorbeeld naar gezondheidscijfers en de kansen voor kinderen, dan zie je dat er een duidelijke tweedeling is.”
Haar onderzoek Mind the Gap uit 2015 ging over deelname aan sport en cultuur van kinderen die opgroeien in armoede. Is er iets verbeterd in die vijf jaar? “Dat zie ik niet,” zegt Amma. “Armoede nam enigszins af tijdens de hoogconjuctuur maar dat is inmiddels helemaal tenietgedaan. Onder andere door de coronacrisis. Ik zie ook dat de kosten van levensonderhoud zijn gestegen en uitkeringen worden lager. Mensen houden onder aan de streep minder over, ook als ze werken. Vanuit SZW is er de laatste jaren veel geïnvesteerd in het bekendmaken van de problematiek en het doorbreken van taboes. Dat is heel goed en ik heb daar veel waardering voor maar het is niet genoeg om het probleem structureel op te lossen.”
Waarom is het belangrijk dat kinderen de kans krijgen te sporten, te dansen of muziek te maken? “Het is leuk, goed voor de ontwikkeling en vergroot het zelfvertrouwen waardoor de prestaties op school beter worden. Ook dat is iets dat te weinig onderkend wordt. Ouders die weinig geld hebben, bezuinigen vaak als eerste op de activiteiten van hun kinderen. Begrijpelijk, de vaste lasten gaan voor. Kun je nagaan wat dat betekent voor de ontwikkeling van de kinderen. Juist voor hen is het zo belangrijk even los te zijn van hun ouders, een paar uur per week niet geconfronteerd te worden met schaarste maar lol te hebben met leeftijdsgenoten en nieuwe skills op te kunnen doen. Dat vergroot hun kansen op een betere toekomst.”
Wat moet er gebeuren om armoede op te lossen. “Heel veel. In fiscaal opzicht kan er veel meer gebeuren. Waar ik me voor inzet is onder andere de vereenvoudiging van het toeslagenstelsel. Er ontstaan veel problemen als het gaat om toeslagen. Het is een ingewikkeld systeem waardoor mensen in de problemen komen en schulden krijgen. Boete wordt op boete gestapeld waardoor mensen steeds dieper in de schulden komen. Schuldenproblematiek is een industrie geworden. Daar moet de overheid iets aan doen. Zoals de mogelijkheid om schulden door te verkopen. Hierdoor kan een schuld van een paar tientjes binnen een jaar stijgen naar honderden euro’s. Je zou bijvoorbeeld ook de kinderbijslag kunnen verhogen voor minimagezinnen. Maar het gaat niet alleen om het geven van geld. Je moet mensen ook in staat stellen op eigen kracht hun inkomen te verdienen zodat het gevoel van eigenwaarde versterkt wordt.”
Armoede gaat niet alleen over geldgebrek, vindt Amma. “Wij beoordelen iemand vaak op wat hij of zij verdient, op wat voor werk iemand doet. Als je niet in staat bent je eigen geld te verdienen, word je gezien als loser. Dat draagt bij aan de schaamte en maakt dat mensen zich isoleren. Armoede komt nooit alleen maar is vrijwel altijd verbonden met bijvoorbeeld gezondheidsproblemen en problemen op relationeel gebied. Er moet dus ook aandacht en geld geïnvesteerd worden in de begeleiding van gezinnen. Als je elke dag moet bedenken hoe je eten op tafel moet krijgen, dat vreet aan een mens. Help mensen hun veerkracht te versterken.”
Kenniscentrum Sport & Bewegen helpt professionals werkzaam in sport, zorg, onderwijs en overheid met kennis, adviezen en producten zodat sport en beweging voor iedereen vanzelfsprekend en toegankelijk wordt. Meedoen aan beweeg- en sportactiviteiten is voor kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen en jongeren uit gezinnen met een laag inkomen, niet vanzelfsprekend. De verwachting is dat steeds meer gezinnen als gevolg van de coronacrisis de sportclub niet (meer) kunnen betalen. Laura Butselaar en Jamilla Vervoort zijn specialist ‘Meedoen door sport en bewegen’. Ze geven professionals handvatten om ervoor te zorgen dat kwetsbare jongeren mee kunnen doen.
“We werken vanwege de coronacrisis vanuit huis, maar hebben het toch behoorlijk druk,” zegt Laura. “”Er moeten andere manieren gevonden worden om kinderen en jongeren te bereiken. We verwachten dat als gevolg van de crisis de groep ouders die de sportclub niet meer kunnen betalen, groeit. De crisis is ook een kans is nu het kabinet sportaanbieders aanmoedigt ook deze kinderen welkom te heten, maar de vraag is hoe doe je dat dan? Daar moeten we nu op inspelen. We hebben een artikel gepubliceerd met tips hoe je dat kunt doen.” Laura: “Sport en bewegen moet voor alle kinderen bereikbaar zijn. Ondanks alle voorzieningen die er zijn, zien we dat een grote groep nog niet bereikt wordt of dat ze het na een tijdje weer opgeven. Wij kijken welke factoren daarbij een rol spelen.”
Sport, beweging, deel uitmaken van een sociaal netwerk zijn belangrijk. Hoe motiveer je jongeren te gaan sporten? Vraag het de jongeren zelf, is de logische conclusie. Laura: “Dit jaar is er een onderzoek uitgezet om in gesprek te gaan met jongeren. Wat betekent sport en bewegen voor ze, willen ze het wel en zo ja, hoe dan? Op basis van hun antwoorden, ontwikkelen we adviezen voor bijvoorbeeld gemeenten. Sport en bewegen verbetert het toekomstperspectief van kinderen en jongeren. Niet alleen omdat je er gezond en fit door wordt, maar vanwege het sociale netwerk. Er gelden regels en afspraken op de club, je moet samenwerken en rekening met elkaar houden. Je doet er dus allerlei skills op waar je ook in de toekomst iets aan hebt. En een jongere kan, behalve sporten, ook een andere rol op zich nemen in de sportvereniging. Daar leren ze van en dat is goed voor het zelfvertrouwen.”
Het kenniscentrum werkt met een ‘human capital model’ waar maar liefst 79 effecten benoemd zijn van sport en bewegen voor iedere doelgroep. “Dankzij wetenschappelijk onderzoek kennen we die effecten,” zegt Laura. “Bijvoorbeeld het effect op schoolprestaties. We zien ook waar nog een tandje bijgezet moet worden. Zo is Jamilla bezig met meiden en buurtsport. “We weten dat meiden niet zo snel buiten op een veldje in de buurt gaan sporten,” zegt Jamilla. “We kijken hoe meiden toch gestimuleerd kunnen worden om iets te gaan doen. Daarbij is in gesprek gaan heel belangrijk. Professionals, denk aan buurtsportcoaches, kunnen naar scholen gaan en aan de meiden vragen wat ze willen en ervoor zorgen dat de meiden ook betrokken worden bij de organisatie van de activiteit.”
Vanwege de coronacrisis zaten veel kinderen en jongeren thuis. Laura: “We hebben nog niet helemaal in beeld wat het effect daarvan is. We weten wel dat het juist voor deze kwetsbare groep belangrijk is om naar de club te gaan. Veel mensen uit deze doelgroep wonen klein, hebben geen tuin en er zijn geldzorgen. Dat levert stress op. We denken dus na over hoe we sport en bewegen in deze situatie toch aan kunnen bieden. Dat hoeft helemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Zo biedt sporttrainster Houda Loukili interactieve live workouts aan voor vrouwen, meisjes, moeders en hun kinderen. Ze doet dit samen met haar kinderen en de online opkomst is heel goed. Zo inspirerend!”
De sportverenigingen gaan weer voorzichtig open. Het kabinet moedigt sportaanbieders aan om niet alleen open te gaan voor hun ‘eigen leden’, maar alle kinderen en jongeren welkom te heten. Hoe doe je dat voor kwetsbare kinderen en jongeren? Laura: “Dit is een doelgroep die wat extra’s vraagt. Clubs moeten daarop inspelen. We hebben een aantal tips op een rijtje gezet om kinderen en jongeren te betrekken. Het is goed dat sportclubs gevraagd wordt ook open te gaan voor niet-leden. Dat biedt kansen. Daarnaast kan er dichtbij huis, bijvoorbeeld op de Cruyff Courts kan van alles – en vooral in samenspraak met de doelgroep – georganiseerd worden. We willen dat kinderen en jongeren beginnen met sporten maar het ook volhouden. Ook daar hebben we allerlei tips voor. Zeker als kinderen in de puberteit komen, zie je een dip in de deelname. Essentieel is dat jongeren zelf een stem hebben en dat clubs dat moeten benutten in wat zij aanbieden. Bijvoorbeeld door flexibeler te worden in hun aanbod, niet alleen voetbal aan te bieden maar samen te werken met andere verenigingen. Of het te combineren met huiswerkbegeleiding.
Juist deze tijd biedt de kans goed na te denken over hoe we het zo goed mogelijk kunnen inrichten om de drempel naar sport en bewegen zo laag mogelijk te houden.”
Vroeger was de Kredietbank een bank voor arme mensen. Tegenwoordig is het een sociaal maatschappelijke instelling die mensen helpt die in financiële problemen zitten. Maar heel af en toe wordt er een krediet verstrekt. De Kredietbank Limburg verleent schuldhulpverlening in de meest brede zin van het woord. Directeur Ruud van den Tillaar legt uit hoe complex het schuldenvraagstuk is.
“Uit de landelijke cijfers blijkt dat 1,4 miljoen huishoudens problematische dan wel risicovolle schulden hebben. Daarvan hebben we slechts 200.000 huishoudens in beeld.” zegt Ruud van den Tillaar. “Als je dan bedenkt wat stress rond het hebben van schulden veroorzaakt, besef je hoe groot de problematiek is. Het IQ van mensen gaat omlaag, ze worden ongevoeliger voor hun omgeving, kunnen alleen nog de korte termijn overzien. Als je dan weet dat er 1,2 miljoen huishoudens zijn die geen hulp hebben, is dat zorgelijk.”
De reden dat zoveel huishoudens buiten beeld zijn, is complex, volgens Van den Tillaar. Schaamte is een factor maar vooral de manier waarop de overheid omgaat met het schuldenvraagstuk maakt dat mensen hun situatie niet meer overzien en niet op tijd aan de bel trekken. “De overheid kent vele gedaanten en evenzovele werkwijzen. De Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank, Sociale Dienst, DUO, het is allemaal overheid. Als iemand een verkeersboete niet betaalt, volgt er een boete op de oorspronkelijke boete. Boete wordt op boete gestapeld en in no time zit je met een flinke schuld. Zo werken veel overheidsdiensten. Het is beter als er bij te laat of niet betalen geïnformeerd wordt óf iemand kan betalen en dat de incasso even gestopt wordt als blijkt dat het een probleem is.”
Het hebben van schulden is ingewikkeld, laat staan het oplossen of hulp vragen. Ruud van den Tillaar: “Veel mensen in de schulden ervaren de overheid als een veelkoppig monster en vragen niet om hulp bij datzelfde monster. Bovendien blijkt uit onderzoek van de Nationale Ombudsman dat de drempel naar de overheid om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening veel te hoog is. Je krijgt te maken met een papierwinkel aan formulieren en bewijsstukken maar als je zo goed was in administratie, was je niet in de schuldenproblematiek terecht gekomen.”
De schuldenproblematiek en de manier waarop de overheid daarmee omgaat is dus buitengewoon complex. Zeker voor mensen die last hebben van ‘schuldenstress’ waardoor IQ daalt en mensen de langere termijn niet meer kunnen overzien. Is er een oplossing? “Wij proberen als Kredietbank ons proces zo mensvriendelijk mogelijk in te richten waarbij we altijd beginnen met de vraag wat we voor iemand kunnen betekenen. De overheid zou zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Bijvoorbeeld door contact op te nemen met iemand die zijn boete niet betaalt en door te verwijzen naar hulp. Zuid Limburg staat bekend om zijn armoedeproblematiek en intergenerationele armoede, dat wil zeggen dat kinderen die opgroeien in armoede, zelf voorbestemd zijn tot armoede, een groot probleem is. We zullen iets moeten verzinnen om dat te doorbreken. Je moet gewoon beginnen. Je kunt heel lang nadenken en onderzoeken maar we weten wel wat waar is.”
Het helpt als gemeenten en instellingen samenwerken, heeft Van den Tillaar. “Wij werken samen met 20 gemeenten en met instellingen als SchuldHulpMaatje en welzijnsinstellingen. Want er zijn veel mensen bezig met schuldenproblematiek. Als je die krachten bundelt, kom je verder. En als wij in onze dienstverlening laten zien dat we onbevooroordeeld naar mensen kijken en ze serieus nemen, kun je verschil maken. De Ombudsman zei het laatst heel mooi: als overheid moet je in 2030 eerlijk, simpel en begripvol zijn. Dat dekt voor mij de lading.”
Lees meer over schuldhulpverlening
Het Nibud is hét kenniscentrum op het gebied van de huishoudportemonnee van Nederlanders. Het Nibud wil mensen helpen grip op geld te krijgen en te houden, nu en in de toekomst. Dat betekent dat onderzoek, voorlichting en advies geven voor zowel burgers als de overheid. Het Nibud traint ook schuldhulpverleners die gezinnen bij kunnen staan. Directeur Arjan Vliegenthart: ‘Armoede is niet alleen een persoonlijk probleem, maar een probleem van de samenleving’.
“We leveren zwemvesten maar bepleiten ook hekken langs het ravijn,” schildert Arjan Vliegenthart. “We helpen individuele burgers maar dragen graag een steentje bij aan een andere financiële inrichting van de samenleving. Armoede is niet alleen een persoonlijk probleem, maar een probleem van de samenleving.
Die zou zo ingericht moeten zijn dat je schulden kunt voorkomen. Hoe minder inkomen je hebt, hoe lastiger het is om rond te komen. Dat lijkt vanzelfsprekend maar klopt niet helemaal. Er zijn ook mensen die wel goed kunnen rondkomen met weinig geld. Er is dus ook een gedragscomponent. Dat je in staat bent te zien wat de gevolgen van je financiële beslissingen zijn. Hoe houd je voldoende grip op wat er maandelijks in- en uitgaat? Financiële stress leidt tot minder rationeel gedrag. En mensen die kwetsbaar zijn verstoppen zich en zijn dus moeilijk bereikbaar. De grootste uitdaging zit in het bereiken van die groep.”
Armoede in het welvarende Nederland? Veel Nederlanders kunnen zich er niets bij voorstellen want je hebt – als het leven tegenzit – recht op een uitkering en de meeste mensen hebben een dak boven hun hoofd. Vliegenthart: “Armoede in Nederland betekent dat je sociaal niet mee kunt doen en in die zin is er echt armoede in Nederland. En nee, dat is geen honger armoede zoals elders in de wereld, maar het betekent bijvoorbeeld wél dat je niet naar een verjaardagsfeestje kunt omdat je geen geld hebt om een cadeautje te kopen. Dat de kinderen niet naar een sportclub kunnen en geen muziekles krijgen omdat er geen geld voor is. Het wereldje wordt steeds kleiner. Daarmee lopen kinderen een achterstand op die ze gedurende hun leven maar heel moeilijk in kunnen halen. Nog afgezien van alle levensvreugde die je ontzegd wordt als je niet veel geld hebt.”
Het Nibud leidt schuldhulpverleners op die mensen kunnen helpen grip te krijgen. Uit een onlangs gepubliceerd bericht blijkt echter dat steeds minder mensen om hulp vragen. “Schulden hebben is een taboe, schaamte is een probleem,” zegt Vliegenthart. “Dat komt omdat er zoveel moraliteit omheen is. Als je schulden hebt, zal je daar wel schuldig zijn aan zijn. Als we die moraliteit er af kunnen halen, zijn we al een eind op weg. Mensen denken vaak dat schuldhulpverlening iets is voor mensen die er erger aan toe zijn. Daardoor kloppen mensen minder snel aan bij het gemeentelijk loket. En de gemeente is vooral georiënteerd op mensen die ze al kennen, via de bijstand bijvoorbeeld. Maar er zijn groepen die minder snel in het vizier komen, zzp’ers bijvoorbeeld.”
Een buffertje opbouwen voor noodgevallen is het eerste advies dat het Nibud mensen geeft. Maar de overheid faciliteert dat niet altijd. “Het zou helpen als het beleid hier en daar aangepast wordt. Neem de normen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen: die zijn heel laag. Daar gaat het buffertje. Eigenlijk gaat er dus een perverse prikkel uit van dat beleid. Als dat beleid verbeterd wordt, geeft dat direct lucht. Dat geldt ook voor de hele schuldenindustrie. Mensen krijgen boete op boete als ze een rekening te laat betalen en raken daardoor steeds dieper in een put waar ze niet meer uit kunnen komen. Mensen die in de schuldhulpverlening zitten, moeten voldoende inkomen hebben anders redden ze het niet. Je kunt mensen wel leren dat ze ieder dubbeltje tien keer om moeten draaien, maar als elk dubbeltje nodig is, gaat het een keer mis. Daarom is het anders inrichten van de samenleving zo belangrijk.”
Kinderen die opgroeien in armoede, missen kansen die andere kinderen wel krijgen. Daar is Arjan Vliegenthart van overtuigd. “Het maakt helaas uit waar je wieg staat. Het gaat niet eens altijd om financieel kapitaal van een gezin, ook het sociaal en cultureel kapitaal en het opleidingsniveau van de ouders dragen bij aan de ontwikkeling van een kind. En dat gaat soms van generatie op generatie. Er is een gerede kans dat kinderen die opgroeien in armoede, de rest van hun leven met geldgebrek blijven kampen, dat is een serieus probleem. Je kunt je eraan ontworstelen maar dat is niet zo eenvoudig. En de inrichting van de samenleving werkt niet bepaald mee. Jongeren kunnen over het algemeen alleen een huis kopen als de ouders een deel meefinancieren. De huren stijgen. Dat maakt mensen kwetsbaar en vergroot de kans op dakloos worden, we zien dat de groep daklozen groeit. De verschillen in de samenleving lijken steeds groter te worden.”
Om mensen weerbaarder te maken, geeft het Nibud samen met haar partners voorlichting aan allerlei groepen, onder andere aan middelbare scholieren. We geven jongeren niet alleen inzicht in hoe ze met geld om moeten gaan, maar ook wat ze te wachten staat als ze 18 worden. Veel jongeren weten bijvoorbeeld helemaal niet dat ze zelfstandig een verzekering moeten afsluiten. Ze hebben geen beeld van alle kosten die volwassen zijn met zich meebrengt. Dat is vragen om problemen.”
Ouders willen het beste voor hun kind. En ze schamen zich als ze niet kunnen geven wat het kind nodig heeft. “Gebrek aan geld is niet iets om je voor te schamen,” vindt Vliegenthart. “Vraag om hulp als je er niet uitkomt. Er zijn oplossingen. Als ouder wil je dat je kind goed terechtkomt en wil je dat het gelukkig is. Het mooie van het Jeugdfonds Sport & Cultuur is dat de hulp in natura gegeven wordt. Lidmaatschap en benodigdheden voor bijvoorbeeld een sportclub of danslessen worden betaald. Dat kan dus niet in beslag genomen worden door derden. Dat zorgt ervoor dat je kind altijd mee kan doen. Ik vind dat heel erg zinvol.
Ook kinderen moeten weten dat er hulp is en dat ze elkaar niet met geldgebrek moeten pesten. De groepsdruk bij jongeren is erg groot. Het zou mooi zijn als het bespreekbaar wordt. Het is mesjogge dat we in een welvarend land als Nederland dit niet voor elkaar krijgen. Het is toch een erezaak dat we dat gaan regelen.”
Grip bij geldzorgen door coronacrisis (Nibud)
Hoogleraar klinische neuropsychologie Prof. Dr. Erik Scherder is on a mission: mensen in beweging zetten. En daar kun je wat hem betreft niet vroeg genoeg mee beginnen. Bewegen en muziek maken zijn goed voor het brein. Scherder’s missie past dus uitstekend bij die van het Jeugdfonds Sport & Cultuur: het mogelijk maken dat alle kinderen kunnen sporten, dansen of muziek maken.
Erik Scherder pleit ervoor dat muziek een vanzelfsprekend onderdeel gaat uitmaken in de levens van kinderen. “Muziek is heel belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen,” zegt Erik Scherder. “Het brein van een kind is volop in ontwikkeling. Zingen of het bespelen van een instrument zorgt ervoor dat er nieuwe verbindingen tussen de hersendelen worden aangelegd. Muziek maken stimuleert de ontwikkeling van het kind. Als je muziek maakt, moeten de hersendelen met elkaar samenwerken en daar worden ze beter van. Een kind leert op muziekles noten lezen, is bezig het instrument te bespelen en moet tegelijkertijd goed luisteren. De hersenen worden dus volop aan het werk gezet. Daarnaast raakt muziek je en daarmee draagt bij aan de emotionele ontwikkeling. Je kunt dus niet vroeg genoeg beginnen!”
Behalve dat Scherder een groot pleitbezorger is voor meer muziek, pleit hij ook voor meer bewegen, want ook bewegen is goed voor het brein. “Lichaamsbeweging en met je hersens bezig zijn, doen een beroep op dezelfde circuits in het brein,” zegt hij. “Het gaat om dezelfde neurale systemen. Als kinderen en jongeren te weinig bewegen, gaan ze daar last van krijgen. Er is een grotere kans op overgewicht en fysieke klachten maar het heeft ook invloed op hoe je je voelt. Het is bekend dat mensen met een depressie baat hebben bij bijvoorbeeld hardlopen. Als je lekkerder in je vel zit, presteer je beter en voel je je beter.”
Bewegen maakt ons dus ook slimmer? “Dat zou je best zo kunnen stellen,” zegt Scherder. “In ieder geval zorgt sporten voor een betere doorbloeding van het brein. Beweging heeft ook een gunstig effect geeft op de neurotrofines in het brein, dat zijn de ‘voedingsstoffen’ waardoor onze chemische huishouding beter functioneert. Pokon voor de hersencellen!”
Een kind leert op muziekles noten lezen, is bezig het instrument te bespelen en moet tegelijkertijd goed luisteren. De hersenen worden dus volop aan het werk gezet.
Als een kind aan sport en het liefst ook aan muziek doet, ontstaan er meer vertakkingen in het jonge brein. Jammer genoeg bewegen kinderen en jongeren de laatste jaren steeds minder. Een kind of jongere zit dagelijks uren naar een scherm te kijken. Er is bewezen dat bescheiden bewegingsprogramma’s op school een groot verschil maken. Uit onderzoek op basisscholen is gebleken dat een half uur extra bewegen per dag al een significante verbetering geeft. De aandacht en concentratie bij de kinderen verbeterden. Erik Scherder: “Daarmee wordt een reserve opgebouwd; je investeert daarmee in je toekomst, in je hele levensgeluk. Die verrijking kan nét het verschil maken! Het is dus belangrijk dat ouders beseffen dat sporten, muziek maken en dansen niet alleen maar leuk zijn, maar essentieel zijn voor de ontwikkeling van kinderen.”
kinderen en jongeren in Nederland groeit op in armoede.
kinderen en jongeren werden in 2023 via ons lid van een sportclub.
kinderen en jongeren werden in 2023 via ons lid van een cultuurclub.
uitgegeven sport- en cultuurattributen in 2023.