26 oktober 2018
Robert Meeuwsen en Alexander Brouwer: ‘Je wint samen, en leert samen te verliezen’
Robert Meeuwsen en Alexander Brouwer, wereldkampioenen beachvolleybal zijn ambassadeurs van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
Met de hele familie
Brouwer: “Ik moest eerst mijn zwemdiploma halen, daarna mocht ik een sport kiezen om te beoefenen. Zoals veel jongens koos ik voor voetbal, dat heb ik van mijn zesde tot mijn veertiende gespeeld. Ondanks dat mijn vader en mijn twee oudere zussen volleybalden.”
Meeuwsen: “Je begint als kind nu eenmaal niet meteen met volleybal, dat speel je niet op straat. Dus ja, ook ik ben eerst gaan voetballen. Op mijn negende ben ik gestart met volleybal, op mijn zestiende maakte ik de overstap naar beachvolleybal.”
Brouwer: “Als je vijf, zes jaar bent, is volleybal gewoon te moeilijk, vind ik. En ik denk dat de rest van de familie dat ook vond, niemand heeft me ooit gepusht toch te gaan volleyballen. Maar ik stond wel na mijn voetbalwedstrijden de rest van het weekend in de sporthal. Of bij mijn vader, of bij mijn zussen.”
Meeuwsen: “Mijn moeder speelde volleybal, ik ging vaak met haar mee. Dat vond ik heel tof als kind. Mijn vader was er iets minder mee bezig. Hij was weliswaar 2.04 meter, maar volleybalde zelf niet. Hij was sowieso niet zo sportief aangelegd.”
Brouwer: “Toen ik een jaar of zestien was, trainde ik elke zondag met de nationale selectie in Zeist. Om negen uur ’s ochtends moest ik me daar melden, en we woonden in Groningen… Stapten mijn vader en ik vroeg in de ochtend in de auto, als het nog donker buiten was en niemand anders op de weg reed. Die twee uur samen in de auto, daar heb ik mooie herinneringen aan.”
Meeuwsen: “Mijn vader is pas later volleybal leuk gaan vinden, toen is hij me ook overal gaan volgen. Ging de hele familie mee op pad naar wedstrijden. Dat vond ik toen heel normaal, nu zie ik wel dat dat bijzonder is. Ik ben ze er ook dankbaar voor. Tegenwoordig gaan mijn ouders ook mee naar toernooien in het buitenland, dat is heel gaaf.”
Brouwer: “Ik stond er zeker bij stil dat het bijzonder was dat mijn vader dat allemaal voor me over had, en sprak dat ook uit. Ha, en van de andere kant zag ik ook dat pa het fantastisch vond om te doen. Hij is echt een sport- en volleybalgek.”
Zonder bal
Meeuwsen: “Ik kon heel goed zonder bal. Nog steeds. Ik was niet iemand die in zijn sporttenue klaar stond ’s ochtends, ik vond het ook leuk om spelletjes op de computer te doen. Alexander vindt het moeilijk om niet te sporten, hij moet ook op vakantie een bal slaan. Ik heb daar niet zoveel last van.”
Brouwer: “Als ik op vakantie ben, zit ik geen seconde stil. Ik moet bewegen. Anders word ik chagrijnig. Een week lang stil op een strandbedje liggen, is niks voor mij. Dat had ik als kind al. Ik heb getennist, ging met kano’s de sloot op om bierdopjes te verzamelen, speelde slagbal; we verzonnen vanalles. Ik was echt een buitenkind.”
Trap onder de kont
Meeuwsen: “Volleybal heeft me zoveel gegeven. Sowieso mijn hele vriendengroep, ik ken iedereen dankzij het volleybal. Zelfs mijn vriendin! Dat is ook het leukste aan spelen bij een club: je maakt vrienden, er is saamhorigheid, gezelligheid. Je wint samen, leert samen te verliezen. Nou ja, met verlies heb ik inmiddels geleerd om te gaan, hoewel ik het nog steeds moeilijk vind. In het beachvolleybal lig je meteen uit het toernooi als je verliest, dus dat is best lastig. Ik wen er aan, maar makkelijk is het niet.”
Brouwer: “Volleybal was grotendeels mijn opvoeding. Ik begon bij Lycurgus in Groningen en heb in een paar jaar tijd de teams van Heren 9 tot en met Heren 1 doorlopen. Dan trek je als jongen hele avonden en weekenden op met volwassen mannen. Ik vond het echt fantastisch.
“Voor mijn gevoel heb ik nooit echt gepuberd. Toen ik ging volleyballen vond ik school wat minder interessant, dus dat heeft wel voor wat kopzorgen gezorgd bij mijn ouders. Dat was het enige. Met trainers heb ik nooit problemen gehad. Ik ben wat minder koppig en eigenwijs dan Robert, denk ik.”
Meeuwsen: “Het was best nodig dat trainers mij af en toe een trap onder mijn kont gaven. Ik stond nogal als redelijk eigenwijs bekend, heb regelmatig confrontaties met trainers gehad, die me er op gewezen hebben hoe het eigenlijk zou horen te gaan. Daar heb ik een hoop van geleerd.”
Door weer en wind
Meeuwsen: “Onze eerste sponsor, Red Bull, kregen we pas nadat we het WK in 2013 hadden gewonnen. Dus we hebben eerst moeten presteren. Voor die tijd hebben we veel moeten investeren, hadden we alleen maar kleine sponsoren; brillen, zonnebrand, dat soort dingen.”
Brouwer: “Dat hoorde bij die tijd. We begonnen heel simpel. Wat hadden we echt nodig? Een zonnebril. Ik heb elke optiek in Den Haag een mail gestuurd met de vraag of ze ons wilden sponsoren. Wat ons doel was en wat we nodig hadden. Totdat er een was die enthousiast reageerde, Hofstede Optiek. We komen er nog steeds over de vloer, zij komen nog naar wedstrijden, ze geven ons advies. Ze maken deel uit van een groep die met ons meeleeft, die ons volgt op toernooien. Het zijn mensen die ons steunen. Dat is bijzonder om te voelen als sporter. Zo zal ik ook nooit Nermin Cosovic vergeten, een trainer uit Groningen. Een man met zoveel passie voor sport, die alles voor ons over had. Hij sleepte ons mee in zijn kleine autootje naar selectiewedstrijden in het hele land en ver daarbuiten, door weer en wind.”
Ver-van-mijn-bed-show
Meeuwsen: “We wonen met een gedeelte van de selectie in een volkswijk in Scheveningen, waar best wat armoede heerst. Het heeft lang geduurd voordat we een beetje geaccepteerd werden. Iedereen kent elkaar, en wij vallen nogal op met onze sportkleding en bestickerde auto’s van het nationale team. Sinds het afgelopen jaar klinkt het ineens: hé buurman, ik zag je op tv. Weten ze wie je bent. Stiekem vinden ze dat wel weer mooi.”
Brouwer: “Robert woont in een wijk waar sommigen van zijn buren van een uitkering leven, en hij is topsporter. Dat is best gek. Voor mij is de situatie heel anders, ik woon net een wijk verderop, met een andere bevolkingssamenstelling. Mijn zus is gymdocent in Assen. Van haar hoor ik verhalen over kinderen. Verhalen waarvan wij als echte sportfamilie denken: hoe is het mogelijk in Nederland? Ik stond er vroeger helemaal niet bij stil dat ouders de contributie van een sportclub niet zouden kunnen betalen. Dat was voor mij een ver-van-mijn-bed-show.”
Meeuwsen: “Om eerlijk te zijn: ik kan me gewoon niet voorstellen dat ik nooit had kunnen sporten als kind. Het kan gewoon niet in mijn belevingswereld, het bestaat niet.”
Volg Robert en Alexander
Website: www.brouwer-meeuwsen.com
Facebook
Instagram: @brouwermeeuwsen
Twitter:@BrouwerMeeuwsen
Lees meer verhalen